Een vergeten ambacht: rademakers in Bierbeek

Vracht- en bestelwagens rijden dagelijks in honderdvoud over onze wegen. Van in de oudheid maakte de mens gebruik van hulpmiddelen zoals kruiwagens en karren om goederen te vervoeren. Deze transportmiddelen reden op wielen gemaakt van hout en werden verstevigd met een ijzeren band eromheen. Daarvoor zorgden de rademakers.

Rademakers maakten de wielen

Een rademaker is iemand die de houten wielen voor karren en wagens maakte en instond voor het herstel ervan. Doordat de wegen nogal hobbelig waren en deze transportmiddelen niet van een vering voorzien waren, was er veel werk om deze wielen te fabriceren en te onderhouden. Het ambacht werd vaak van vader op zoon aangeleerd. In al onze deelgemeenten waren rademakers actief.
Gregorius Josephus Delgoffe, een boerenzoon uit Bevekom, vestigde zich als rademaker in Opvelp tijdens de 19de eeuw. Zijn zoon Vital leerde bij hem de stiel en volgde hem op. Toen Jacobus Zetsche in 1896 in Opvelp de geboorte van zijn dochter kwam aangeven, werd hij vermeld als rademaker.

Uit Lovenjoel zijn er minder gegevens. Door de brand van het gemeentehuis in 1914 werden alle registers vernietigd. Toch vonden we de huwelijksakte van Philippus Josephus Vandenhoeck waarop hij, net als zijn vader en zijn broer, ook het beroep van rademaker opgaf. Ook bij ene Petrus Jakobus Swinnen werd in 1873 hetzelfde ambacht vermeld.

In Korbeek-Lo was Ludovicus Vanderbemden jarenlang rademaker. Zijn zoon, Ludovicus Alphonsius volgde hem op maar verhuisde na zijn huwelijk naar Veltem-Beisem. 
Petrus Valerius Lacroix, woonachtig op de Tiensesteenweg 2, werd soms vermeld als schrijnwerker maar meestal als rademaker. Ook zijn vader Joannes Josephus Lacroix oefende dit beroep uit.

In Bierbeek

Bierbeek had in die tijd de meeste wegen in verhouding met de oppervlakte. Er waren dan ook veel rademakers actief. Ludovicus Vranckx kwam vanuit Sint-Margriete-Houtem naar Bierbeek. Zijn zoon Jean Baptiste volgde hem op en vestigde zich in Haasrode, toen nog een gehucht van Bierbeek. 
Henricus Ludovicus Decoster was dan weer een vakgenoot op Mollendaal en Josephus Verboomen was een collega in het gehucht Ruisbroek. Joannes Henricus Ickx voerde het ambacht uit op Kwakkelheide, later op de Bremt.
Carolus Josephus Sevenants is de eerste met die familienaam die op de huwelijksakte van zijn zoon (1841) vermeld werd als rademaker, net als zijn zoon Ludovicus Carolus. Hij vestigde zich op Ruisbroek. Rademaker was geen uitsluitend mannenberoep: Joanna Maria Dams, echtgenote van Ludovicus, werd in 1867 ook vermeld als rademaakster. Hun zoon Petrus Alexander Sevenants verhuisde naar Neervelp en voerde daar hetzelfde ambacht uit. Felix, een neef van Ludovicus Carolus, wordt ook wel vermeld als wagenmaker en zijn knecht Augustinus Ulens als
wagenmakersgast. Felix woonde op het einde van de 19e eeuw in de Hoogstraat (nu nummer 16). De familie Sevenants bleef daar wonen tot in de jaren 1960. De woning bleef in het bezit van de familie. 

En toen kwam de rubberband

In 1888 patenteerde John Dunlop de luchtband, gemaakt uit rubber of andere materialen. Door de opkomst hiervan verminderde het gebruik van het houten wiel. Toch waren boerenkarren tot aan de Tweede Wereldoorlog
nog de regel. Bij de schaalvergroting van landbouw en de opkomst van tractoren kwam men tot de vaststelling dat de grote houten wielen minder geschikt waren.
Veel rademakers zagen zich dan ook genoodzaakt om zich om te scholen. Maar het beroep leeft nog voort in Vlaamse en Nederlandse familienamen zoals Raemaeckers, Raaijmakers, Raeymaeckers, De Raeymaecker, De Rademaecker en Rademaker.

Op de foto een ‘mallejan’ of boomezel (een speciale kar voor het vervoer van boomstammen) van de familie Vanautgaerden op de Naamsesteenweg in Blanden. Let ook op de sporen van de tramlijn Leuven-Blanden.